Posts

DE KLEERMAKER VAN DE MAFFIA

DE KLEERMAKER VAN DE MAFFIA                                                  Joris Denoo De slagboom aan het einde van de Boeyaerdstraat werd A.D. 1963 definitief neergelaten. Het betrof de tweede overweg nadat de trein zich hijgend en puffend uit het station los had geweekt, richting Zuidpool. Of, omgekeerd, de voorlaatste wanneer hij als een dampend en sissend monster uit vreemde streken aan kwam zetten, steeds groter wordend. Onze straat ‘liep’ dus ‘dood’. Maandenlang nog reden auto’s blindelings in die fuik. Heen en terug. Het was wennen voor de inwoners van het stadje, die voorheen vaak gebruik maakten van de straat om te ontsnappen naar de grote wereld. De bewoners van de Boeyaerdstraat leken de ‘vreemde’ nummerplaten wel te kunnen ruiken. Telkens als er zo eentje passeerde, bewogen de gordijnen nieuwsgierig. Lippen articuleerden dan spottend ‘weer eentje’ , of iets met ‘dom’ erin. Hoofden werden meewarig geschud. En in de auto zelf kon je liplezend ‘godverdomme’ ontcijfe

LEEFBAAR VLAANDEREN

LEEFBAAR VLAANDEREN                                       Joris Denoo   ‘We zitten met stielmannen’ Het allerlaatste wat we van ons leven zouden doen, en dan nog zeker weten niét: stemmen voor een partij die zich Vlaams Belang noemt. Wat we wel lieten installeren bij ons thuis: een nieuw slot op onze achterdeur. Kwestie van veiligheid. Niet lang geleden immers waren ten huize van de burgemeester enkele laptops ontvreemd. En een landelijke inbraak-ola kon niet worden ontkend. In het holst van de zomer bracht een werknemer van de slotenmakerij T. enkele uren bij ons door in dat verband. We zaten dus met een stielman, die onze achterdeur van een gezellig knarsend slot voorzag, annex drie sleutels. Eilacie beschadigde de man hierbij per ongeluk het dubbel glas van deze deur. Hij tekende dan ook na gedane zaken op de bestelbon af dat de job onvolkomen was gerealiseerd, en dat het glas vervangen zou dienen te worden. De verzekering zou dat regelen. In de winter – daarover waren ook alle ter

GVD (GEBED OM LIEFDE)

GVD                                                                                                            Joris Denoo     (Gebed om liefde) ‘Durf je 80 keer na elkaar godverdomme zeggen?’ Met een ernstige rimpel boven zijn wenkbrauwen daagde Erwin De Coster me uit: de kampioen van het schaamrood, maar op het schoolplein ook de baas van de cowboys, tégen de indianen. We stonden met z’n drieën op het lage muurtje voor de huizenrij waar hij woonde: ik, Erwin, Marina. Ik was jaloers op Erwins ravenzwarte haar, dat hij soms met een eigenaardige ruk van zijn hoofd naar achteren zwierde. Erwin zelf was echter ook doodbeschaamd dat hij op de wereld rondliep, wat zich uitdrukkelijk vertaalde in rare grimassen en tomatenrode bewolking die soms in een fractie van een seconde over zijn gezicht trok. Zijn alter ego, de baas van de cowboys, daagde me dus uit om 80 keer hardop te vloeken. 80 klonk in zijn oren waarschijnlijk meer dan 100. Het maakte meer indruk. 80 rijmde ook met krac

HET WAARGEBEURDE VERHAAL VAN VROUWTJE MISERIE

HET WAARGEBEURDE VERHAAL VAN VROUWTJE MISERIE                                                            Joris Denoo Vrouwtje Miserie. Wie zal haar beschrijven? Ik kwam haar één keer in mijn leven tegen, in de Papebrugstraat in het stadje waar ik als uk papschool liep. Ze beantwoordde volledig aan mijn verwachtingen, die uitsluitend vorm hadden gekregen door de vertellingen van mijn grootmoeder, die ook nog de moeder van mijn mama was. Die begeleidde me af en toe te voet naar de kleuterschool, tijdens die winderige jaren vijftig van de vorige eeuw. Daar leerde ik over vrouwtjes die in februari houtsprokkelen, terwijl de storm aan hun zwarte hoofddoeken rukt. En dat het witte paard van de goede man nooit over daken uit kan glijden. In die tijd deed zich een groot drama in mijn leven voor: het handvat van mijn schooltasje brak. Dat schooltasje was de klassieke, kindvriendelijke oplossing tussen echte boekentas, broodtrommeltje en beautycase-avant-la-lettre. Sommige van die tasjes had

ROUWKOP

ROUWKOP                                                                                        Joris Denoo (In unloving memory of my own career as an ‘acoliet’ in Torhout) 'Verschoore Jimmy?’ ‘Nee: Jimmy Verschoore.’ ‘O, de leukste thuis, Jimmy?’ ‘De slimste.’ ‘Geen broer of zus, zodus?’ ‘Nee.’ ‘Spreek met twee woorden a.u.b. Vooral in het huis van God.’ ‘Nee, nee.’ ‘Meneer Charles.’ ‘Meneer Charles,’ papegaaide Jimmy. Drieduizend zevenhonderd dagen na Jimmy’s geboortedag greep deze conversatie plaats in de sacristie van de Sint-Pietersbandenkerk in de provinciestad Torhout. ‘En waarom wil jij misdienaar worden?’ vroeg de baas van het stoelgeld en van de acolieten van de katholieke eredienst. Jimmy Verschoore vermeed de volgende antwoorden: - voor het zakgeld; - voor de miswijn; - om met toestemming van school sommige voormiddaglessen te spijbelen. ‘Ik zou graag begrafenissen dienen, meneer Charles.’ ‘Waarom begrafenissen?’ ‘Omdat ze zeggen dat ik een rouwkop heb, me

MIJN EERSTE FRANS

MIJN EERSTE FRANS                                                                       Joris Denoo (Sans Famille) Ik had al lang Sans famille gelezen. Of, voor de kijkers en de beeldbuizerds onder u: Alleen op de wereld. Rinkelt er een belletje? Ontsnapt er u een traan? Het is inderdaad het boek dat het grootste debiet aan tranen ter wereld heeft veroorzaakt. Arme Rémy! Arme Joli-Coeur! Arme vioolspeler Vitalis! Schuin tegenover het huis waar ik de eerste zeventien jaren van mijn leven op aarde gedeeltelijk doorbracht, ontdekte ik de blinde Rémy. Zijn enige dagelijkse houvast in het eeuwige zwarte gat betrof een spuugbak. Rémy was toen achter in de zeventig (denk ik), blind en Fransman. Hoe en waarom hij daar in onze oer-Vlaamse straat verzeild was geraakt, heb ik nooit geweten. Bij hem woonde een bejaarde, mooigeweeste vrouw: Angèle. Ze was nog altijd mooi, maar oud. Voor beiden was ik bang, maar nog veel banger was ik voor die spuugbak. Als ik er ook maar aan dacht, deed zic