Posts

Posts uit juli, 2020 tonen

'ALS DE ROOK OM JE HOOFD IS VERDWENEN'

'ALS DE ROOK OM JE HOOFD IS VERDWENEN'                                      Joris Denoo (Herinnering aan de oude rookkamer in het Sint-Jozefsinstituut in Torhout) Het was het tijdperk van ‘Sprint, de sigaret voor de sportman’. De voltallige rookkamer van het instituut is inmiddels… nou: uitgerookt. Vroeger rook het hele instituut naar een rokerij. Allemaal rokerigheid. In de gangen en lokalen hing permanent een verschaalde lucht, bijwijlen zelfs zichtbaar zeilend in slierten die op lijkwaden leken. Half gedronken koppen koffie en te haastig uitgedrukte peuken zorgden daarvoor. De cultus van de sigaret heerste zo ontegensprekelijk dat zelfs niemand er aanstoot aan nam dat peuken op de grond werden gegooid en simpelweg platgetrapt. Zoals in vrijwel elke film. Daarna kwamen er toch asbakken. Eerst van die grote lelijke ijzeren ondingen die op tafels werden neergepoot, in het middelpunt van de belangstelling. Vervolgens nog lelijker gedrochten in de vorm van metalen zuilen op h

OUDE LIEFDE RUST ZACHT

OUDE LIEFDE RUST ZACHT                                                                      Joris Denoo   Ik zag Fr. weer. Het was een halve eeuw geleden. Zij was 14, ik 17. Nu waren we zestigplussers. Uitgerekend mijn pa en haar pa brachten ons weer even samen. Mijn pa die destijds met alle middelen waarover hij beschikte onze kalverliefde te lijf ging. Ook haar pa (en ma) deden hun duit in dat zakje. Haar mannelijke ouder werd 90, de mijne 88. Taaie rakkers. Ze kwamen te gaan in de donkerste dagen tijdens de jaarwende 2019-2020, op de vooravond van de corona-pandemie.   Op een kille avond begin januari 2020 hadden we in mijn geboortestad een afspraak met de begrafenisondernemer in het rouwcentrum. Van 17 tot 18 u konden de twee recent overledenen er ook bezocht worden. We brachten een laatste groet aan pa in de leliekamer en bespraken het protocol van de afscheidsdienst. Bij het verlaten van het pand troffen we in de hal (met rustig geklater van water en een vis of zes) een twe

KERSTENINGSTIJD & KAPITALISME

KERSTENINGSTIJD & KAPITALISME                                                    Joris Denoo   Ma bukte zich onderworpen voor me neer om mijn winterkou­sen tot vlak onder mijn knieschijven op te sjorren. O, wat haatte ik dat. Die kousen kriebelden, lelijk en grijs, en haar koude handen kietelden onprettig. Een wit elastiek moest die dingen ophouden, en de rand van de kousen werd eroverheen geslagen. Als je liep, moest je keer op keer nakijken of alles nog op de goeie plaats zat. Dunne benen had je beter niet. Na een paar dagen gebruik was dat witte elastiekje vuilwit geworden, een week later zo grijs als de kousen zelf. Erg, heel erg: de winter en de dooi en alles, alles wat daar­bij kwam kijken. Auto's die je met bruine kledder besproeiden. Het gorgelen en rochelen in afvoerpijpen en rioleringen. De vale zon met haar valse licht en toch moest je een muts op je kop en een sjaal rond je nek. Wanten met een duim erin. Ook hier weer een elastiekje dat pijnlijk in het vel van

ZOETE WRAAK

ZOETE WRAAK                                                                                     Joris Denoo 'Each man kills the thing he loves'      Leopold Tavernier arriveerde midden in het schooljaar als een vreemde eend in de bijt in onze klas. Hij had een dure slobberpull, een Franse r en potloden waar ongelofelijk mooie tekeningen uit vloeiden. Het magische woord dat hem vergezel­de, was 'Congo'. In de krant hadden we al foto's gezien van zwarten met afgehakte handen. Uit dat wrede Congo was Leopold Tavernier met zijn ouders halsoverkop weer naar België ge­vlucht. Daarom wou iedereen hem wel naast zich in de bank. Meester Gilbert velde een gemakkelijk salomonsoordeel: Leopold werd elke dag bij iemand anders geparkeerd. 'Zeg, zijn de zwarten overal zwart?' 'Heb je ginder maniok geproefd?' 'Wat doen ze daar eigenlijk met al dat zilverpapier?' 'Jongens, jongens!', zei meester Gilbert. 'Laat Leopold nu eens een beetje met

MET ALLE CHINEZEN

MET ALLE CHINEZEN                                                                                  Joris Denoo   Hebt u al een kind gekocht? Of geassisteerd daarbij? Hebt u al een boek geschreven? Hebt u al een boom geplant? Een Chinees spreekwoord zegt dat dit drie dingen zijn die tijdens een mensenleven moeten gebeuren. De volgorde is van geen belang. Ach, misschien had u geen tijd daarvoor. U had het veel te druk. Er was een tijd dat u dacht: ‘Ik ben een vondeling. Mijn mannelijke en mijn vrouwelijke ouder hebben me geadopteerd toen ze nog van goede wil waren, omdat ik zo speciaal was. Nee, ik ben geen fotokopie van mijn broers en mijn zussen. Wacht maar: ik zal de wereld nog verbazen.’ Even later brak een periode aan waar u gedichten schreef, stiekem. Omdat u zich speciaal voelde. U besefte niet dat iedere puber dat deed. Ook wilde u moederziel alleen op een onbewoond eiland aanspoelen, is het niet? U leed lange tijd aan eilanderigheid. U las zelfs enkele boeken toen. U zou jon

LIBERALE SCHOENEN

LIBERALE SCHOENEN                                                                          Joris Denoo Liberale schoenen, daar waren mijn jongere broer en ikzelf gloeiend kwaad op, jarenlang, totdat de oude Vandamme zijn teringschoenengroothandel in onze straat op moest doeken omdat hij gek werd. Maar toen waren we zelf al halfgek, en bijna de deur uit thuis. Liberale schoenen, definitie: foeilelijke schoenen met te grote, te spitse of te brede punten. Ze waren alomtegenwoordig in de magazijnen van de liberaal Vandamme. Het was godgeklaagd, maar de oude liberaal Vandamme, die tot meters boven zijn dikke kop duizenden dozen schoenen gestapeld had, beschikte nooit over ook maar één paar schoenen waarvan mijn broer en ikzelf eindelijk eens konden zeggen: voilà, dat is het. Het bleef een onbereikbare droom in een Deense koekendoos. En het veroorzaakte nachtmerries bij ons, waarin we schoensmeer te vreten kregen. Onze vrouwelijke ouder kende in die donkere vervloekte tijden maar twee do

DE GRAAL VAN VIEZE MADELEINE

DE GRAAL VAN VIEZE MADELEINE                                                Joris Denoo   Lang voor ik mijn mond een paar keer per dag met wodka spoelde, was ik gefascineerd door een roestbruine onbereikbare paraplu. Vier keer per dag, op en af naar school, passeerde ik onder dat ding: hij stak zes meter hoog met zijn handvat in de gevel van een groot huis in de Zuidstraat. Dat huis moest vroeger een winkel geweest zijn, in het steentijdperk van voor het economisch debacle. Nu waren er alleen nog de vele ramen met de half neergelaten rolluiken en een deur met een bordes. In de muur onderaan, rechts van de deur, zat nog zo’n schraapijzer: daar kon je wellicht je beslijkte rechtervoorpoot wat schoonschrapen vooraleer ‘koloniale waren’ uit de winkel in te slaan. Maar waarom in hemelsnaam stak die roestbruine paraplu daar hoog uit de voorgevel? Uit welk materiaal was die dan wel gemaakt, zodat hij jarenlang weer en wind in onze platte provincie trotseerde? Niemand gaf ooit een afdoend an