Posts

BELEEFTIJD

BELEEFTIJD Vanaf het jaar 1971 hield ik agenda’s en dagboeken bij, soms summier, soms uitgebreid, in combinatie met elkaar. Het betreft een soort getrouwheid aan de tijd. Nog altijd. Iets is niet gebeurd als het niet opgeschreven wordt. Nu ik er, anno 2024, in blader, is het bijna angstaanjagend: ik weet precies wat ik gedaan heb en waar ik was op 1/1/1971, 4/4/1984, 9/9/1999 of 1/2/2015. Het is een indrukwekkende collectie van alibi’s. Ik beken: ik doe het nog altijd, in de beknoptst mogelijke vorm. Mij niet gezien op een plaats des onheils of delict: ik was waar ik schreef. Mijn woorden zijn mijn bewijsplaatsen. (Of… second opinion: het kan ook een dubbele dagboekhouderij betreffen. Ik ben immers schrijver, die net als een advocaat beroepshalve mag liegen). De formaten variëren: van klein notitieboekje over schoolschrift en klassieke hardcover agenda tot administratief grootboek. Gewoonlijk recycleerde ik blanco onverkochte agenda’s of ongebruikte schriften uit een vers verleden, b

AFVAL

AFVAL Veel van mijn letterkundige zaken zijn inmiddels uithuizig geworden. Ik schonk dertig kilogram persoonlijk literair archief aan het Letterenhuis in Antwerpen. Vier basisscholen uit Kortrijk kregen mijn voorraad kinder- en jeugdboeken. Aan een antiquair/antiquaar verkocht ik een aantal oude boeken, enkele hier ten huize gemaakte tekeningen van José Vermeersch en ook diens ingekaderde affiche voor mijn poëzieproject ‘Confessions Liquides’, jaren ’80 vorige eeuw. Bovendien sodemieterde ik tientallen mappen persoonlijke correspondentie in diverse containers. Jammer genoeg ook drie brieven op hemelsblauw luchtpostpapier van Jotie T’Hooft. Plus mijn map correspondentieschaak met Bart L., die ook de eerste licentiaatsverhandeling over mijn boeken schreef aan KULeuven. Plus (ook op luchtpostpapier) de briefwisseling met mijn Japanse pen pal Emiko Takamori, eind jaren ’60. De jaargangen van vele literaire tijdschriften moesten er evenzeer aan geloven. Tevens ontruimde ik bijzonder grondig

BREUKEN

   BREUKEN -           Een derde ervan klopt niet. -           Een derde van wat? -           Waarvan, moet je zeggen. -           Een derde waarvan, dan? -           Wel: van drie derden. -           Het geheel, dus? -           Ja. -           Maar welk geheel? -           Twee derden plus dat verdachte derde. -           Nu snap ik het. -           Is het geheel duidelijk? -           Voor drie derden, ja. -           De totale breuk, dus. -           Noem het maar een doorbraak. -           Haha. -           Maar wat klopt er nu niet? -           Van dat geheel? -           Ja: van die drie derden. -           De totale breuk? -           Precies. -           Er is wel een streep door de rekening. -           Eh? -           Twee zesden blijven onduidelijk. -           In mensentaal, graag. -           Twee derden zijn duidelijk. -           Had dat dan eerst gezegd. -           Ik begin gewoonlijk met het slechte nieuws. -   

VINTAGE

Afbeelding
VINTAGE   Ik mis mijn dommigheid, mijn onfeilbaarheid, mijn stelligheid, mijn absolutisme, mijn huiver voor rust en veiligheid. Ik ben nog niet klaar om oud te worden. Onder hedendaagse jongeren wordt vaak op de grond gespuwd, zoals onze grootouders deden. Wijzelf hadden geen speeksel te veel. Wij waren de kinderen van een rantsoengeneratie. Doodgaan is erger dan dood-zijn, natuurlijk. Het woord dood ziet er ook vreselijk hologig uit. Het verticale van verrijzen staat haaks op het horizontale van sterven. Gezond leven om oud te kunnen worden. En dan, in afwezigheid van vele vrienden die je al voorgingen, alleen nog omringd door likkebaardende erfgenamen, aan dat glas cava nippen op je honderdjarigheid. Rimpelrock – stoelgeld niet vergeten en vooraf zeker plassen. Een goed geheugen kan alleen geapprecieerd worden door een ander goed geheugen, want anders verdenkt men je van leugens. Overigens rijmt geheugen met leugen. It takes one to know one. De rest is kalk en ruis. K

TWEEDEHANSJE

  TWEEDEHANSJE EEN SPROOKJE VOOR GIERIGAARDS Er was eens een knul die het binnenland verliet en in badstad Eaustende ging wonen, een stad aan de zee, omdat hij dacht dat je daar minder belastingen moest betalen doordat de helft van de stad in het water lag. Je had immers bad en je had stad. Hij koos voor appartement B op het gelijkvloers in de waan dat de huurders van A, C en D een deel van zijn huur betaalden en dat hij niet zou moeten meebetalen aan herstellingen van het dak. Tevens droeg hij tweedehandschoenen, want door het vele recycleren had hij smetvrees gekregen. Men noemde hem Tweedehansje. Een hele meute Tweedeverblijvers kwam echter zijn welbevinden vergallen. Even later deed zich een golf van wurgmoorden voor in die stad aan de zee. Na intensief speurwerk, waarbij alle pistes open werden gehouden en niets aan het toeval werd overgelaten, werd Tweedehansje als dader bij de lurven gevat. Zijn tweedehandschoenen hadden hem de das omgedaan. Omdat zijn proces in het binn

TITEL

  TITEL Dit verhaal zou een titel kunnen hebben als een jas van de C&A. Dat zou gepaard gaan met twee problemen. Eén: het zou een doodgewone titel zijn. Twee: de C&A zou me levenslang de toegang tot hun textielparadijzen kunnen ontzeggen. Ik wacht dus nog even op de komst van een goede titel. Graag een pakkende titel. Gewoonlijk wordt zoiets achteraf gedaan, nadat het verhaal zijn verloop heeft gekend. Nu weet ik het zelf even niet meer. Het derde probleem is namelijk dat ik nog geen verhaal heb bedacht. Vandaar mijn wachttitel: Titel. Er zijn zovele verhalen te bedenken, dat ik nog geen keuze heb gemaakt. Ze malen in mijn hoofd, alle kandidaat om uiteindelijk als versgebakken brood met beleg geserveerd te worden. Ik heb alvast enkele woorden voorgesorteerd die via zinsbouw een bijdrage tot mijn verhaal zouden kunnen leveren. Tijdens enkele sufmomenten, een belangrijk proces in de kunst van het schrijven (onder het mom van ‘associaties’, om het zaakje een aanvaardbare naam

LICHTERVELDESTRAAT

LICHTERVELDESTRAAT   Een bekende Vlaamse dichter die in de chique Cogels-Osylei in Berchem resideerde, zette ooit een meesmuilend vraagteken bij het woord Lichterveldestraat in een van mijn gedichten. Mijn inzending verscheen wel in zijn prestigieus Nieuw Wereld Tijdschrift, een literair blad waar vele gegadigden in wilden, maar zonder de aanduiding Lichterveldestraat. Het werd ‘mijn straat’. Ik wil het hier verder niet over literatuur hebben. Of juist wel. Ik woonde tien bewuste jaren (van mijn zevende tot mijn zeventiende, als oudste van vijf) in het ouderlijk huis in de Lichterveldestraat in het toen nog onbekende Torhout, een beetje buiten westen, van 1960 tot 1970. Voorheen bewoonden we drie huurhuizen; daarna verkaste ik via enkele studentenkoten naar andere oorden.       Het was een straat die de naam van een andere aanpalende gemeente droeg. Die leidde aanvankelijk ook naar die gemeente, althans: de eerste vierhonderd meter. Niks boeiends aan. Mijn provinciestadje (met

SELFIE

Afbeelding
Geen uitblinker in stom geluk. Houdt van oneinders. Liever de wind dan een hark om te bloemlezen. Haat zinsverduistering. Letterlijk boekhouder. Neemt namelijk graag een blad voor de mond. Houdt van zware taalindustrie.

HEMEL

HEMEL (HERINNERINGEN AAN MIJN JEUGDVRIENDEN)   GEERT   De hemel is niet meer hoeven leven. Dat dacht ik op mijn zeventigste. Niet doordat ik die min of meer gezegende leeftijd bereikt had. Of is dat al ouderdom? Nee: ik dacht eigenlijk terug aan mijn jeugdvrienden. En hoeveel van ze er al niet meer waren. Volgens de katholieke godsdienst waar we bijna allemaal met slaande argumenten mee te maken kregen, vertoefden die in de hemel bij een mannelijke god. Neem nou die bleke Geert C. Die liep er als zestienjarige zo ongelukkig en boos bij, in dat opstandig rood jasje van hem, dat het wel verkeerd moest aflopen. We schrijven Woodstock – dat zegt genoeg. De epidemie van protest verspreidde zich onder de babyboomers. Geert C. – aan geld geen gebrek – kocht zich een revolutionair rood jack waarmee hij, ook gewapend met woedende blikken, eind jaren zestig van de vorige eeuw in het provinciestadje rondliep. Hij wist niet waarom hij woedend was. De tijdsgeest drong het hem op. Op school zei hij