Posts

Posts uit juni, 2020 tonen

ETAOIN SHRDLU

ETAOIN SHRDLU                                                                  Joris Denoo   Toen in vroegere winters een meter sneeuw je mobiliteit zowel beperkte als uitbreidde – denk aan het woord ‘slee’ voor ‘auto’ – en in vroegere zomers de vogels te voet gingen en de bijen vleugellam op tuinpaden lagen vanwege de hitte, werkte mijn moeder als een soort redactrice bij een lokale krant en mijn vader was linotypist bij een bekende drukkerij in een grote stad. Later zouden ze andere beroepen uitoefenen: noodgedwongen huisvrouw en éénverdienende ambtenaar in schoolverband. Ik kreeg dus bij mijn verwekking zowat de dans der letters als de geur van inkt geïnjecteerd en geïmplementeerd. Krijsend kwam ik ter wereld, deze blauwe plek in het heelal – de smalle adembenemende doorgang voor de eerste keer vrijmakend, want ik was de oudste. Mijn ontzetting betrof zowel het verlaten van de veilige moederlijke buidel als het aanschouwen van een spuuglelijke wereld. Ik krijste nogmaals toen de

MARJETJE SOVJETJE

MARJETJE SOVJETJE                                                             Joris Denoo Na de stoutekinderenworp (december), het driekoningenpesten (januari) en de kerstboomverbranding (januari) is ook alweer de paaseierensmelting achter de rug, ideale gelegenheid om kinderen te pesten. Nu komt de 1 meiviering eraan. De tijd gaat vlug; tijd is geld. Ik heb tijdens deze periode van gezellige voorjaarsstormen en preluderend gedoe omtrent de voorjaarsklassiekers ook weer Vrouwtje Miserie gezien. Gekromd als een vraagteken sjokte ze door het woud van Torhouthulst, een stadje van eierboerpraatjes en koektrommelplaatjes in kreupel-Houtland, terwijl een storm ongenadig de boomkruinen ranselde en dikke gevorkte takken als van reuzenkippen door het zwerk zwierde. Zelf zeulde ze een grote bos hout op haar rug mee. De boze wind rukte aan haar zwarte Hongaarse hoofddoek, waaronder ze een klein rood Russisch mutsje droeg.  Haar echte naam was eigenlijk Marjetje Sovjetje. Ze was altijd al een so

FILOSOFIETJE

FILOSOFIETJE                                                                                                Joris Denoo Ik las en hoorde de laatste jaren af en toe over ‘filosoferen met kinderen’. Er worden boeken over geschreven en congressen over gehouden. Mensen die van kinderen hun beroep maken, zijn er mee bezig. Maar eigenlijk hebben kinderen altijd al gefilosofeerd. Twijfel en verwondering vormen de vertrekpunten van filosofie. Enfin, het zou toch zo moeten zijn. ‘Kunnen dieren praten of lachen?’ ‘Heeft een kiwi pijn als je erin bijt?’ ‘Als ik mijn nagels knip, komen die dan in de hemel?’ ‘Als God ons graag ziet, waarom heeft hij dan tandpijn uitgevonden?’  Als iemand filosofeert, moet je bereid zijn mee te twijfelen. Vragen staat vrij. Grote mensen (ex-kinderen) die met kinderen willen filosoferen, daar heb ik zo mijn twijfels over. Over de grote mensen, wel te verstaan. Ze zullen het wel weer in de ‘juiste’ banen leiden, naar hun eigen verwachtingen. Ongetwijfeld. Omd

WEER PRIJS

WEER PRIJS                                                                      Joris Denoo Het was het oude Europa. Parijs sluimerde; Berlijn leefde in zonde; Rome blaakte; Londen swingde. Het had nog zin om postzegels, sigarenbandjes en vreemde munten uit de nabije landen te verzamelen. Dat was de top drie van de collecties. Sommige ettertjes hielden zich nog onledig met gedroogde dode bladeren. In het stadje T. in Oud-Vlaanderen stond de hele maand december de heilige koe te pronken op een ereschavot midden op het marktplein. Bij aankopen waar een minimaal bepaald bedrag mee gemoeid was, gaf elke winkelier lootjes met een lang nummer op. De hoofdprijs was die auto op het marktschavot. Elk jaar betrof het een ander bescheiden merk; elke welwillende volksgarage uit de omgeving mocht aan de beurt komen. De lijst van winnende nummers (er waren nog een vijftigtal prijzen in natura) verscheen dan in de januari-editie van het regionale weekblad De Bazuin. Op de eerste zondagm

KINDERMOND

KINDERMOND                                                                                            Joris Denoo 'Wie kent er de tijger?' vroeg juf Tine van de eerste klas in de lagere school. 'Ik! Ik! Ik ook!' 'Wie kent er de... ijstijger?' vroeg ze dan. Even bleef het stil. ‘De ijstijger woont in de winter,’ zei Lily dan. De juffrouw knikte verbaasd. Dat was prachtig gezegd. En onopzettelijk. Diezelfde dag leerde ze haar klas het woord ‘vis’ aan. ‘Het is een dier… ,‘ zei ze, ‘ … dat in zee zwemt en het heeft hetzelfde buikje als ‘kip’. Wie weet het al? … zwemt in de zee en … ‘. ‘De witte haai!’ ‘Een goudvis!’ ‘Een … een walvis!’ ‘Maar nee!’ riep de juf wanhopig uit. En stiekem barstte ze in lachen uit. Even later ging het over het woord ‘boompje’, want dat stond in de titel van een gedicht. Oei, wat een dik buikje had dat woord! Maar een boom kende anders iedereen wel. ‘En nu,’ zei de juf, ‘nu wil ik het woord nog eens horen voor ‘een kleine boom’. Het i