MET ALLE CHINEZEN

MET ALLE CHINEZEN                                                                                Joris Denoo

 

Hebt u al een kind gekocht? Of geassisteerd daarbij? Hebt u al een boek geschreven? Hebt u al een boom geplant? Een Chinees spreekwoord zegt dat dit drie dingen zijn die tijdens een mensenleven moeten gebeuren. De volgorde is van geen belang. Ach, misschien had u geen tijd daarvoor. U had het veel te druk. Er was een tijd dat u dacht: ‘Ik ben een vondeling. Mijn mannelijke en mijn vrouwelijke ouder hebben me geadopteerd toen ze nog van goede wil waren, omdat ik zo speciaal was. Nee, ik ben geen fotokopie van mijn broers en mijn zussen. Wacht maar: ik zal de wereld nog verbazen.’ Even later brak een periode aan waar u gedichten schreef, stiekem. Omdat u zich speciaal voelde. U besefte niet dat iedere puber dat deed. Ook wilde u moederziel alleen op een onbewoond eiland aanspoelen, is het niet? U leed lange tijd aan eilanderigheid. U las zelfs enkele boeken toen. U zou jonge boomstammetjes hakken, met uw altijd aanwezige Zwitsers mes daar scherpe punten aan snijden en een omheining bouwen tegen wilde beesten en kannibalen die af en toe op het strand hun medemenselijke rauwkost op kwamen peuzelen. Daarna zou u een hut bouwen, dieren plukken, vruchten melken, kleren maken en de Bijbel lezen (een drenkeling als u heeft immers altijd een zakbijbel bij zich), tabak telen, apen hoeden. U zou overstormingen overwinnen in een ongeĆ«venaarde hoofdrol in uw eigen film. U zou een nieuwe eigen taal ontwerpen – het Heilands – om met verstandige mensen te spreken, namelijk uzelf.

Na jaren eilanderigheid zou u naar de bewoonde wereld terugkeren als een held. U had de knopen van het vak achter de knie, omdat u al uw schepen achter u opgeblazen had. Wel sprak u nog koeterwaals. Men begreep uw Heilands niet. Maar men had de mond vol over u.

Toen, ach, toen ging de wekker in uw hoofd af en u werd wakker op een muisgrijze Vlaamse ochtend niet ver van een industrieterrein. De goden en godinnen hadden zich niet vergist: u lag te vondeling in uw eigen bed, in West-Vlaanderen bijvoorbeeld, een lage streek, en niet op 300 mijl ten westen van de Chileense kust. Ja, u was wel degelijk alleen op de wereld, want u was omringd door ouders, directeuren, inspecteurs, ambtenaren, rechters, priesters, reglementen, wetten, voorschriften, spoorboekjes, agenda’s, bijsluiters, verkiezingsdrukwerk, tijdsschema’s, doorlichtingscommissies en functioneringsgesprekspartners met een slechte adem. Alleen in bad was u nog alleen. En in het kleinste hokje, dat tegelijkertijd de grote kosmos weerspiegelde: het toilet. Of: Kaap Kont, de kaap die u zo vaak heeft gerond. Daar lag of zat u in een baan om uw eigen hoofd. Uw hart protesteerde. Hoe vlugger u liep, hoe vlugger de tijd zijn tanden in u zette. U kwam uzelf zelfs weer tegen, want de aardbol is rond. U dacht dat alleen de anderen ouder werden, tot u in de spiegel keek. Of een andere vondeling ontmoette, zonder of met grijze haren. U probeerde de gedenkdagen van uw geboorte te vieren, maar dat werden doemdagen in het gezelschap van vrienden die te veel dronken.

Op een zogenaamd onbewaakt ogenblik sprak u toen de gevleugelde woorden: ‘Zo, dat was het.’ Maar ondertussen vergat u misschien sporen na te laten: een kind, een boek, een boom. Maar u troostte uzelf, want u mompelde zwakjes: ‘Met alle Chinezen, maar niet met den dezen.’