'ALS DE ROOK OM JE HOOFD IS VERDWENEN'

'ALS DE ROOK OM JE HOOFD IS VERDWENEN'                                   Joris Denoo

(Herinnering aan de oude rookkamer in het Sint-Jozefsinstituut in Torhout)

Het was het tijdperk van ‘Sprint, de sigaret voor de sportman’. De voltallige rookkamer van het instituut is inmiddels… nou: uitgerookt. Vroeger rook het hele instituut naar een rokerij. Allemaal rokerigheid. In de gangen en lokalen hing permanent een verschaalde lucht, bijwijlen zelfs zichtbaar zeilend in slierten die op lijkwaden leken. Half gedronken koppen koffie en te haastig uitgedrukte peuken zorgden daarvoor. De cultus van de sigaret heerste zo ontegensprekelijk dat zelfs niemand er aanstoot aan nam dat peuken op de grond werden gegooid en simpelweg platgetrapt. Zoals in vrijwel elke film. Daarna kwamen er toch asbakken. Eerst van die grote lelijke ijzeren ondingen die op tafels werden neergepoot, in het middelpunt van de belangstelling. Vervolgens nog lelijker gedrochten in de vorm van metalen zuilen op handhoogte naast elke denkbare deur. Nog later verdwenen ook die dan, aan het einde van het tijdperk met gedoogbeleid. Er kwamen hele batterijen politiek correcte verse afvalbakken voor in de plaats: papier, plastic, resten, fruit, groente, batterijen, glas…  Die hielden de gebouwen en de omgeving wat schoner, maar ontsierden die ook. In elke hoek of gang trof je zo’n hongerige slagorde ongelijke monsters-met-kleppen aan, in de lelijkste kleuren en bepleisterd met pictogrammen. Afval moest opvallen. Want er waren altijd hardleerse bewoners van Moeder Aarde, die hun klokhuis in de blauwe bak mikten, of die hun boekbespreking in de grijze klep van het restafval propten. Ze konden niet met het luxeprobleem omgaan. Ze hielpen de wereld om zeep.

Naast de lerarenkamer (waar dapper gerookt werd) was er ook nog een speciale rookkamer, een verdieping hoger. Daar werd koffiegedronken tussen de middag. De leraren speelden er kaart en rookten er nog intenser dan in de lerarenkamer. Het oude hout van de bekleding en de meubels vertoonde ettelijke lagen nicotine, als de jaarringen van een boom. (‘Starcke Tronck, Altijt Jonc’: die spreuk prijkte in een brandglasraam op de eerste verdieping, naast het obligate ‘Ora et labora’).

In de loop der moderne tijden (computer, gemengd onderwijs, vernieuwde spelling, Europa, euro) begon het: af en toe stopte iemand met roken, met vallen en opstaan, opgeschrikt door de dood van een bekende. Hij (ook soms een zeldzame zij) bleef wel kaarten en koffiedrinken. De vingers waarmee hij zijn waaiertje kaarten bijeenhield, werden minder geel. Hij werd een kleine held of een rare snuiter in de rokerige wereld van de leraren. Stiekem keek hij wel toe hoe zijn kaartkornuiten hun rook verzaligd inhaleerden en smakelijk weer uitbliezen. Hoe tussen de praatballonnetjes zich ook rookgordijntjes ontwikkelden. Hij was er ‘nog niet van af’. Maar naarmate er meer gestorven werd, werd er ook meer gestopt met roken. De laatste der Mohikanen waren met z’n vieren. Ze speelden kaart aan eenzelfde tafel, vaak bespied door afgunstige ‘stoppers’ die zich afvroegen waarom ze ook alweer gestopt waren. Want die vier bleven maar leven. In dit mekka van de mokka ontbrak er iets. Maar het wende. Uiteindelijk rookten tijd en ouderdom de hele leraren- en rookkamer van het instituut uit. De ultieme democratie, waar de lat voor iedereen gelijkligt: plat. Gedaan met de rooksignalen van de oude indianen Gedroogd Vlees en Zwemt Met De Zalm. Nieuwe generaties hebben de oude lokalen een verse bestemming gegeven. Ja: het leven is een sprint naar het graf.