MIJN SELFIE IN WOORDEN

MIJN SELFIE IN WOORDEN

Toen de dieren nog konden spreken, hoogstwaarschijnlijk West-Vlaams, was ik verslingerd aan boeken. Mijn allereerste boek was een prijsboek dat ik op school kreeg: Van een konijntje en een ei. Een kieken was te lui om haar ei uit te broeden. Het konijn deed dat dan maar in haar plaats, 21 dagen lang. Aan de volgende tienduizend boeken die ik toen las, heb ik de beste herinneringen. We hadden 3 bibliotheken in het stadje waar ik toen woonde, en dus ook 3 grote politieke partijen, en elke week op woensdag en op zondag ontleende ik per bib 3 tot 5 boeken. De boeken waren gekaft in blauw schoolpapier in de ene bib, in bruin schijtpapier in de andere bib en in geen papier in het derde biebje. Daar zag je tenminste het omslagontwerp. Ik leerde er de detectives Biggles en Pim Pandoer kennen, en de indiaan Witte Veder, en Old Shatterhand en vele andere personages: geheimzinnige gedaantes en schimmen die omtrekkende bewegingen beschreven en aan smeulende as konden aflezen hoeveel voorsprong de vijand op zijn paard had. Ik leerde er ook over paddenstoelen, expedities, honden, vliegtuigen, oorlogen en hoe word ik een goed bokser. Ik leerde er meer dan op school. Ik herinner me haarscherp nog leuke titels: Hallo hier Denemarken, Harm en het grote donkere bos, De bende van de blauwe bergen, Jongens in gevaar, Rein wordt zeepkistcoureur, enzovoort. Dat waren toen nogal vaak Nederlandse, zeg maar Hollandse boeken. Daar is later verandering in gekomen, want er verschenen goede Vlaamse schrijvers die niet altijd een blad voor de mond hielden.

Ik hield toen al van woorden en zinnen en taal. Ik leerde veel bij door veel te lezen. Wie veel leest, komt veel te weten.

Ik was de eerste kerel die in het eerste middelbaar 2 uur strafstudie op zaterdagmiddag kreeg, omdat ik tijdens de studietijd betrapt werd met het boek Villa des Roses van de bekende Vlaamse schrijver Willem Elsschot op mijn knieën. Ik was 12. Een onvergetelijke herinnering. Met dank aan een studiebewaker-priester met 33 knoopjes aan zijn soutane, zijn lange zwarte rok. Ik wenste toen dat dit allemaal kogelgaten waren.

Later las ik ook de ongewenste boeken, in de laatste jaren van het middelbaar: van Jef Geeraerts, die over bloot schreef, het Rode Boekje van Mao, een Chinese tiran, de dagboeken van Che Guevara, een dokter die ook met geweren schoot. We vonden dat toen interessanter dan de verplichte boeken op school, die ons per kilogram door de strot geramd werden via diverse gelijkluidende leerboeken die allemaal dezelfde voorgekauwde brij serveerden. Aan de unief moesten we zoveel leren en schrijven over boeken dat we bijna geen tijd meer hadden om boeken te lezen, echt waar. Nog later, toen ik af en toe ging signeren op de Boekenbeurs in Antwerpen, struikelde je over BV’s en chef-koks. Het was allemaal gaandeweg nogal vaak pollepeldramatiek en schuimspaanromantiek. Je zou er beurs worden van de boeken, zoals een zieke appel blauwe plekken krijgt. Maar ja: een boek is een boek hé. Soms lettersoep, soms bladerdeeg. Gelukkig zijn er ook nog echte boekenevenementen. Door al dat lezen ben ik zelf beginnen schrijven. Ik werd jaloers en wou het zelf kunnen. De lezerstralen hebben me dus ook besmet. Soms krijg ik de vraag van iemand: Waarom schrijf je? Dan antwoord ik gewoonlijk: Omdat ik jaloers begon te worden op al de boeken die ik las. Lezen geblazen dus! Met deze eerlijke bekentenis sluit ik af. Je weet toch dat schrijvers altijd eerlijk zijn hé? Ook al vinden ze van alles uit? Jullie zijn verwittigd.

JORIS DENOO