AFVAL

AFVAL

Veel van mijn letterkundige zaken zijn inmiddels uithuizig geworden. Ik schonk dertig kilogram persoonlijk literair archief aan het Letterenhuis in Antwerpen. Vier basisscholen uit Kortrijk kregen mijn voorraad kinder- en jeugdboeken. Aan een antiquair/antiquaar verkocht ik een aantal oude boeken, enkele hier ten huize gemaakte tekeningen van José Vermeersch en ook diens ingekaderde affiche voor mijn poëzieproject ‘Confessions Liquides’, jaren ’80 vorige eeuw. Bovendien sodemieterde ik tientallen mappen persoonlijke correspondentie in diverse containers. Jammer genoeg ook drie brieven op hemelsblauw luchtpostpapier van Jotie T’Hooft. Plus mijn map correspondentieschaak met Bart L., die ook de eerste licentiaatsverhandeling over mijn boeken schreef aan KULeuven. Plus (ook op luchtpostpapier) de briefwisseling met mijn Japanse pen pal Emiko Takamori, eind jaren ’60. De jaargangen van vele literaire tijdschriften moesten er evenzeer aan geloven. Tevens ontruimde ik bijzonder grondig mijn binnenverblijven in de Burgemeester Nolfstraat in Kortrijk (dat ik zo’n anderhalf decennium lang huurde als schrijfhonk) en dat in de Metselaarstraat in Oostende (waar ik ongeveer twee jaar schreef). Alle boeken en voorwerpen die daar onderdak hadden, verwees ik naar kringloopwinkels en recyclageparken.

Al jaren echter ben ik in mijn eigen archieven op zoek naar ‘Van oor tot oor’. Als ik me goed herinner, is het een geelkleurig, dun, zelf gefabriceerd boekje. Van de jonge, inmiddels zeer bekende Tom Lanoye. Ik kreeg het bij een van onze voordrachten, samen met een heleboel knipsels over zijn toenmalig werk, omdat ik ook recensent voor boekenbijlagen van kranten was. Voorin dat boekje van enkele bladzijden had hij schuin genoteerd: ‘Voor Joris Denoo, sympatico. Alles is afval.’ Dat ‘alles’ was, geloof ik, onderstreept. Ik vind het ding nergens terug. Tom heeft gelijk gekregen: alles is afval. Ook spoorloze zaken.

Ooit was ik diepongelukkig door een wekenlange, dunne, bijna onzichtbare bres in de gelederen van mijn bibliotheek thuis: een neef van mijn vrouw was er in geslaagd mijn exemplaar van ‘Een vlucht regenwulpen’ van Maarten ’t Hart te lenen, zonder mijn medeweten en goedkeuring. Het duurde pijnlijk lange dagen en nachten voor dat gebit weer zijn vulling gekregen had. Het was een onrustige periode voor mij. Nu deert me dat niet meer. Ik kan zelfs om met vele gaten in mijn boekenwering, desnoods met een tandeloos gebit in een totaal bladstille kamer.

Sympatico: Joris Denoo, de afvallige.