HET EEUWIGE LEVEN

HET EEUWIGE LEVEN


Ik zag mijn vader als Romeins soldaat opdraven in de Credostoet in Torhout ergens beginjaren ’60 van de vorige bloederige eeuw. Wat geschied is: geschiedenis. Maar Jezus was er ook bij. Dus: gewijde geschiedenis. Vroeger een vak apart op sommige scholen, toen we nog niet eens olijven aten.


Romeinen – inwoners uit de latere ‘Eeuwige Stad’ – waren half-textiele half-metalen half-lederen half-blote types die riolen en slaven hadden. Sommige aten gebraden relmuizen en duiventongetjes. Andere waren ondervoede eters van graanpap en magere slurpers van wijn-met-water. Soms zelfs zeewater. Vaak werd lood gebruikt voor bekers en stopsels. Wat ook geschiedde: loodvergiftiging.


De ergste katholieken uit mijn stadje waren de eerste kandidaten om de rol van Romeins soldaat te spelen in de Credostoet. Je moest er wel een lichaamslengte voor hebben van minstens 1 meter 80. De bloedende Koning der Joden werd vertolkt door Toon, de meest fundamentalistische en kerkse rooms-katholiek uit het stadje. Hij bereikte niet de vereiste 1 meter 80, maar dat was niet nodig: hij strompelde permanent gebukt onder zijn dwarshout. Zijn lichaamsgewicht betekende dan weer een voordeel. De rol van jonge Jezus (met een neplammetje om zijn nekje gedrapeerd) ging naar het zoontje van de schooldokter. Zowel het schaapje als het zoontje beschikten over krulletjes. De uitverkoren kindertjes die in zuiderse gewaden gehuld (meestal betrof het hier hun eigen slaaptextiel) rond de jonge doktersjezus mochten huppelen, zoontjes van die ergste katholieken met dunne geschminkte bruinverbrande benen, stierven later al vlug door drugs, drankmisbruik en verkeersgeweld. De meeste van die Romeinen uit de jaren ‘60 gooiden mettertijd hun lans in de arena en gingen dood door overdadige inname van fout vet en nicotine. 


Het leven kan loodzwaar zijn.
Het leven kan in rook opgaan.
De vetpotten uit de jaren ‘60 waren net zo goed gifbekers. 
Niemand heeft het eeuwige leven.


JORIS DENOO