ONDER INDIANEN

ONDER INDIANEN                                                                               Joris Denoo

Later die avond ontmoette ik nog Zwemt Met De Zalm, ook een oude indiaan. ‘Dag Gedroogd Vlees,’ groette hij. ‘Dag, maar eigenlijk valt de nacht al, Zwemt enzovoort,’ antwoordde ik. ‘Niettemin is mijn vreugde groot u hier aan te treffen.’ ‘Dat betreft dan een wederzijds gevoel, Gedroogd Vlees.’ ‘En hoe gaat het nog met In De Bergen Rollende Donder?’ ‘Die is van ons heengegaan. Was ik blank, dan zei ik: helaas van ons heengegaan. Maar zoals u weet: zielen kennen pas rust ginds aan de overkant. Geen ‘helaas’ dus.’ ‘Nee,’ beaamde ik, ‘de doden hebben het wellicht goed.’ ‘En hoe gaat het heden in deze westelijke staat?’ informeerde Zwemt Met De Zalm. ‘Soms,’ zei ik peinzend, ‘soms is men in alle staten, soms is men in staat van ontbinding. Maar het moet gezegd: het is een goede plek om alsmaar ouder te worden, hier even buiten westen. Zo hebben we een oude hoofdplaats met zwanen, waterlopen, een zee, wat heuvels en ook een zeer plat hinterland. Een lage streek, zeg maar. Vele vreemde stammen trekken des zomers westwaarts om dat te komen bekijken. Vaak hebben die ook een tweede boomstam aan het water.’ ‘Ah, vreemde vertakkingen. Maar dat is ook prima voor de economische ontwikkeling,’ knikte Zwemt Met De Zalm. ‘En wordt er ook nog gelachen met de westelijke voertaal?’ ‘Nee, men probeert die nu zelfs na te apen. Een modegril, Zwemt.’ ‘O, goed.’ ‘Er worden om de haverklap ook overal verse opperhoofden gekozen.’ ‘Ook squaws?’ ‘Ja,’ bevestigde ik. ‘De tijd staat niet stil. Ze hebben zelfs ontdekt dat de aarde niet zo plat als een vijg is, maar dat wist u al, hé.’ ‘Verandert er dan veel met al die verse opperhoofden?’ ‘Niet zo veel,’ opperde ik. ‘Al ziet de verentooi er soms veel kleurrijker uit. Blauw, groen, paars, oranje, bruin, regenboog, … ‘ ‘En het geel?’ ‘Uit de mode.’ ‘Bruin, zei u ook?’ ‘Daar vrezen we voor. Het is een gewelddadige stam die al het land voor zichzelf opeist.’ ‘Laat de strijdbijl niet roesten, Gedroogd Vlees.’ ‘Nee. Maar het is wel met gekrulde tenen hopen dat ook de wildebizonziekte niet weer uitbreekt. En onze kippen zijn soms zo giftig als een oude apotheker na vervaldatum.’ ‘Betrouw maar op de Grote Manitoe. Aan niets zal het u en de uwen ontbreken.’ ‘We leven op hoop, oude roodhuid,’ zei ik, ‘al lijkt de aardbol meer en meer op een blauwe plek, een open riool, een vergaarbak van gereutel en gerochel.’

Na dit gesprek besloten we ons weerzien te vieren door iets te gaan bikken in eetcafé De Woede Der Noormannen. Dat mag zelfs in tijden van hevige ziektes openblijven, op voorwaarde dat er maximum vier rode broeders om een boomstronk plaatsnemen. Zwemt Met De Zalm koos voor een grijs duifje als voorgerecht gevolgd door een entrecote zo groot als de stafkaart van West-Vlaanderen. Ik hield het bij een huwelijk van lotte en prei in een bedje van vulkaankonijnsaus, gevolgd door 48 applaudisserende mosselen. Onder indianen is eten een belangrijk ritueel.