LICHTING 1953

LICHTING 1953                                                                                   Joris Denoo


Het was lang voor Rock Torhout, dat al zolang alweer verdwenen is, neergekogelde presidenten, harttransplantaties en mensen op de maan. Twee sinterklazen in één doodlopende straat. De geur van oude klokhuizen in ijzeren vuilnisbakken. Een imposante boom op de speelplaats. Knellende elastieken rond kousen. Ellende van korte broeken en gloeiende oorschelpen. Knikkerterreur en bikkelhiërarchie. Gapende kniewonden. De strenge sigaar van een vierkant schoolhoofd, gezegd: ‘directeur’. Het was zoveel warmer in de zomer en zoveel kouder in de winter. Is dat zo? Een ding is zeker: ik was zoveel kleiner.

Storm en regen. Wegwaaiende hoeden en paraplu’s in leerboeken. Stoute wind! Liefde voor pen, potlood, later balpen. Angst voor de inktvlek. Ook voor vier beentjes aan de letter m. Hoogtepunt: ‘Meester, mijn balpen is leeg!’. Triomf: een verse dus. Aap, roos, zeef, muur, voet, neus, lam, Gijs, gij, juk, hok, bok, kous. Puk zit in de wei bij de beek. Hij houdt een roer vast. Gijs? Puk? Onbekende namen. Beek? Geen water te bespeuren in de wijde omtrek. Roer? Wat voor ding is dat. Cowboys en indianen op de speelplaats. Palmares. Prijsboeken. ‘Van een konijntje en een ei’, in de Rinkelbelreeks. Jan en Margreet zijn naar de markt geweest. En wat hebben ze gekocht? Een koppige kip. Ze wil niet op haar ei broeden. Een lief konijn neemt de taak van haar over, diep in haar warme hol. Eenentwintig dagen lang broedt het op het asiel-ei. Resultaat: een mooi kuikentje. Tweede klas: een jonge meester op een scooter. Hij stond om de haverklap op zijn handen. Een kachel midden in de klas. In de kranten foto’s van zwarten met afgehakte handen. Gewijde geschiedenis. Jezus had lang oranje haar.

Vierde klas: ik word brandweerman, zeker weten. De meester had veel te enthousiast over de brandweer verteld. Vijfde klas. Tekenende woorden in lange zinnen in je opstel kwamen op het bord en werden dubbel onderstreept, bravo. Eerste avondles Frans: c’est un éléphant, qui marche, qui marche… Schoolreis naar de nationale vlieghaven Zaventem. Meer dan de helft van de klasfoto is al dood. Buurjongen Roland eerst, in de zesde klas al, de grote grimmige K. Stiekeme sigaretten (Zemir, Sprint – de sigaret voor de sportman –, Almos, Timo) en sneeuw van het kerkmuurtje graaien en opeten opdat ‘ze’ het niet zouden ruiken. Maar ‘ze’ rookten allemaal zelf ook, als schoorstenen. Oorlog tussen KSA en VVKS: Kongolese Slinger Apen en Vorte Vis Kan Stinken. Zesde klas. Sneeuwklas. Zwitserse chocolade. Aparte meesters voor geschiedenis, aardrijkskunde, biologie. Crisis op Cyprus, bisschop Makarios. Diploma van misdienaar voor begrafenissen, voor skiën op sneeuwklas en voor een jaar notenleer in het mufste gebouw van het stadje. 

Zo jong, en reeds zo wijs. Oprichting van de geheime Club van de Zwarte Hand. Vier leden. Drie ervan reeds dood: drugs, verdrinking, ongeval. Fantaseren over mensen op de maan, zwevende kosmonauten, marsmannetjes. De schuld van prentjes tussen chocoladewikkels. Er valt zoveel te melden vanuit het archief van hoofd en hart. Schaduwboksen met herinneringen. Wat hebben we toch misdaan, wij van 1953, dat er onderweg zo druk gestorven werd? Ook ik was erbij. Ook ik word een van hen.