GEEN MOSSELEN
GEEN
MOSSELEN Jo is Denoo
Tijdens de twee maanden met een l in hun naam eten we af en toe lilpudding. Ik poog vandaag mijn kolom te vullen met alle leden
uit ons alfabet, tenzij één. Ukken uit de papschool hebben aanvankelijk veel
last met dat moeilijke tongpuntgedoe. Speeksel alom. Volwassenen ook soms: ze
maken een keel- of huigklank. Je hebt eigenlijk hoofdzakelijk je tong nodig, en
die moet geoefend zijn. Mei, juni, juli en augustus hebben evenmin dat
moeilijke geluidje. Dat schijnt ook iets met mosselen te maken te hebben, weet
je wel: noch vlees, noch vis, wel snot. Gelooft u dat? Ach. Vakantie en geen
mosselen: het is als een theeloos Engeland, of een België dat geen patatketen
heeft. De consonant die ik nu niet uit mijn pen of laptop wil laten vloeien, heeft in
buitenlandse talen bijna altijd een speciale klank. In het Duits glijdt hij
tamelijk zacht op de tong. Hij bestaat nauwelijks. In de taal van onze
zuidelijke aanpalenden (en in een flink stuk van België ook) schaatst hij diep
in de keel en tegen het gehemelte. Net een ziekte. De Tsjechische schijnt ook
af te wijken. In het Engels behandelen ze hem heel elastisch. Het
kauwgumtaaltje uit de United States doet hem helemaal de das om. Lelijk! U hebt
het inmiddels al in de gaten: het is helemaal niet moeilijk om een tekst te
maken die een klank omzeilt. Nee, ik heb geen eitje te pellen, het is alleen
een spelletje. Als ik een student was die speciale moeilijkheden met die
tongpuntklank heeft, dan zou ik op deze wijze mijn examen dictie afleggen: de
man (of de niet-man) die de punten uitdeelt, zou misschien nooit in de gaten hebben dat ik, mits
enige inspanning, het zaakje opgelost heb via het zelf maken van mijn eigen
teksten. Misschien kan nu ook iemand zo’n handboek samenstellen, met teksten in
die specifieke obstakels niét bevatten. Wat wel al bestaat, zijn gedichten met
heel veel dezelfde klank: het i- of het u-gedicht. Of de a-saga: om
West-Vlamingen mee te pesten die een van hun moeilijkste klanken moeten
oefenen. Oef, het einde is in zicht. Nooit gedacht dat ik het vol zou houden.
Het moet namelijk nog een beetje steek houden ook, vindt u niet? Want ik kon net
zo goed een vijfentwintigtal stupide zinnetjes op de gewillige laptop intikken. Nu, wie
deze tekst luidop leest, zal alleszins zijn tongpuntje niet uitputten.
Aanvankelijk dacht ik: laat ik het eens wagen met weglating van de meest
aanwezige klank, de e. Een onmogelijke uitdaging was het, alleen al omwille van
‘de’ en ‘het’, de twee doffe klanken. (En 'een': het vaakst dof, soms niet-dof). Dat zou uitmonden op een avi-stukje zoals:
‘ik lik / ik kan al / lik, an! / lik, nel! / an en ik / ik en an / an kan / ik
kan / kan nel? / nel, lik nu! / nel kan al / nu kan nel / en ik? / ik lik / en
an / en nel // ‘ Ik heb nu ook een
weddenschap gewonnen: een bak Duvel en twee kilo mosselen.