DE HEE EN DE HAA
DE HEE EN DE HAA Joris Denoo
Hoedenavond, provinciehenoten uit mijn westelijke lage streek met de zware taalindustrie. Tevens een hoedendag andere Vlamelingen en Belgrims. Laten we even
een bekend varkentje wassen. Een BV’tje. Heeft u al gehoord van de
haa-naar-omhoog en de hee-naar-beneden? De gele dag al spookt die vraag door
mijn hoofd. ‘Ja maar: moet het nu met een haa-naar-omhoog of schrijf ik het met
een hee-naar-beneden? (ofte: omlaag). Die vraag gaat gewoonlijk gepaard met een
grappig dirigentengebaartje in het ijle. Zonder stokje. Ik lach me te pletter
bij dergelijke spelkwesties. Feesten van misvattingen en euvels bereiken dan
mijn oor. Het slachtoffer herstelt zich dan, maar vervalt alweer in een ander
taalkwaad: al zijn haa-naar-omhoogs worden plotseling diep in de keel halfzacht
in de boter gewenteld, en al zijn hee-naar-omlaags (ofte: benedens) worden in
overdadig geschraap geflambeerd. Want hij begint het woord mondeling te voeren
om zijn vraag te verduidelijken. (Nou: verduisteren, eigenlijk). Hij begint dan
plotseling als een Hollander te spreken die te veel Dixmuudsche boerenboter op
zijn kop heeft. Is me dat toch een alomtegenwoordig griepje, beste
taalschatjes! Nu, erg is het niet: er bestaan remedies tegen. Frans spreken
bijvoorbeeld. Of Engels. Of sms’en. Mailen. Of helemaal niet spreken; het
gouden taaltje, weet u wel. En de Antwerpenaren, Oost-Vlamingen, Limbo’s en
Brabanders hebben ook hun afschuwelijkheden. Die zijn dan nog gewoonlijk in de
waan dat ze officieel Nederlands babbelen, in tegenstelling tot die ‘uit de
Vlaanders’. Ze gebben heen helijk! Zij beoefenen hun moerstaal onvolkomen!
Het
West-Vlaams is het ‘verste’, het ‘oudste’ en het ‘waterachtigste’ dialect. Het
scheelde verdorie geen haar of het werd de voertaal, toen Brugge economisch
hoogtij vierde. Jammer dat de haven van Brugge verzandde: het zand verzwond,
het zwin verzandde. Zilte tranen hielpen niet. We kregen alleen nog maar
schepen op het droge. Traankanalen werden droog en in Brugge werd het stiller.
Misschien komt het door deze aanslibbing dat ook de hee’s en de haa’s een heel
apart wildwestelijk leven zijn gaan leiden. Aanslibbing heeft nooit goed nieuws
betekend, nimmer en voor niemand. Maar de laatste jaren boert Brugge-aan-de-Zee
verre van slecht. Er is weer hoop voor de hasj en de zjee. De streektaal is aan
een renaissance toe. Heert Goste moet zich vooralsnog heen zorgen maken. Hij
mag vlekkeloos flateren.
Het hinterlands van rond Europoort Zeebrugge, het
West-Vlaams met name, ligt tamelijk goed in de markt: vette e’s die als
drassige weiden met een huigplof word’n afgeslot’n, zodat ze niet uit hun
omheining ontsnappen, sk’tjes die klinken als het klappen van zwepen en lasso’s
van ondernemende cowboys, o’s die als donkere modder in een betonmolen hun
rondjes baggeren, een spreektempo dat gelijke tred houdt met de elektriciteit
van zwiepende koeienstaarten en een kudde gecombineerde tweeklanken waarvan de
rek een ferme koeienvlaai uit de kupe naar de kroon kan steken. O ja, o nee,
hoezee, begrijp me niet verkeerd: ik hoor heel graag mijn dialect. Niemand als
wij kan de haa’s naar omhoog doen gaan en de hee’s naar beneden. We maken er soms
ook een tekeningetje bij: een haastige luchtkrabbel die op een zwijnenstaart
gelijkt. Zei daar iemand: ‘varkentje’?